Geschiedenis

1. De Hollandse Waterlinie

Het concept voor een waterlinie dateert al van 1589. Toen kreeg prins Maurits van de Staten van Utrecht en Holland opdracht om te onderzoeken hoe de jonge Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden zo efficiënt mogelijk kon worden verdedigd. Een waterlinie leek de oplossing, waarbij de geografische omstandigheden optimaal werden benut. Daar waar hoog Nederland overgaat in laaggelegen poldergebied is het tamelijk eenvoudig om land onder water te zetten. Dit kan door het openzetten van sluizen of het doorsteken van dijken. Prins Maurits zou destijds gezegd hebben dat hij het land met zo’n waterlinie en slechts tienduizend man tegen de ‘gansche werelt’ zou kunnen verdedigen.

Nadat het stellen van inundaties al in 1573 (Alkmaar), 1574 (Leiden) en 1629 (de Utrechtse Waterlinie tussen de Zuiderzee en de Lek) een effectieve verdedigingswijze was gebleken, werd in het Rampjaar 1672 in allerijl besloten door de Staten van Holland en stadhouder prins Willem III een waterlinie tussen de Zuiderzee en de Merwede in te richten om de Franse troepen onder Lodewijk XIV tegen te houden vóór zij ook Holland zouden veroveren. Deze linie liep van Muiden via Woerden en Goejanverwellesluis tot Gorinchem. Utrecht viel er buiten omdat deze stad op dat moment reeds door de Fransen was veroverd. In december 1672 staken bij Woerden 9000 Franse soldaten de smalle strook water over omdat deze bevroren was. Na het plunderen van Zwammerdam trokken zij zich door de invallende dooi weer terug.

Lees verder

De unieke Hollandse formule bleek  een succes. De linie bracht de Franse opmars tot stilstand. Hierna besloot men om haar tot hoofddefensie van Nederland te maken. De linie kreeg een meer permanent karakter alsmede zijn naam. Accessen werden versterkt met tal van forten, batterijen en andere verdedigingswerken. Tot aan de Napoleontische tijd werd de linie een aantal keren naar het oosten verlegd, zonder echter de stad Utrecht in te sluiten.

Vanaf 1815 werd een geheel nieuwe verdedigingslinie ingericht met de stad Utrecht als centraal punt: een linie die vanaf 1871 officieel de Nieuwe Hollandse Waterlinie genoemd werd, ter onderscheiding van de linie die daarna als de Oude Hollandse Waterlinie aangeduid zou gaan worden.De nieuwe linie diende ter vervanging van de uit eind 17e eeuw daterende Hollandse Waterlinie. Een belangrijk verschil tussen de oude en de nieuwe linie is dat de stad Utrecht nu binnen de linie viel.

De waterlinie lag als een beschermende krans rondom de steden van Holland, 85 kilometer lang en 3 tot 5 kilometer breed. Met 46 forten strekte de linie zich uit van het eiland Pampus in de Zuiderzee tot aan de Biesbosch. Daarnaast bestaat de linie uit de vijf vestingsteden Muiden, Weesp, Gorinchem, Woudrichem en Naarden

De vestingstad Naarden ligt op de hoge gronden tussen het Naardermeer en de Zuiderzee, die een acces vormden tot Amsterdam. Vanwege de grote militaire betekenis is er veel strijd geleverd om Naarden. De verdedigingswerken in en rond de stad zijn steeds vernieuwd naar de jongste inzichten op militair-strategisch gebied. Naarden was al één van de belangrijkste vestingsteden van de Oude Hollandse Waterlinie.

De waterlinie was primair gebaseerd op inundatie van laag gelegen gronden om zo de vijand de doorgang te beletten. Naarden lag echter op de hoge uitlopers van het Gooi, waardoor de inundaties werden bemoeilijkt. Besloten werd de hoge gronden af te graven, maar dit leidde niet tot het gewenste resultaat. De afgravingen werden halverwege de 19e eeuw gestopt.

De vesting en de buitenwerken rond Naarden, het Fort Ronduit en de Werken aan de Karnemelksloot, waren inmiddels opgenomen binnen de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Vooral nadat de Vestingwet van 1874 van kracht werd, leidde dit tot een grootscheepse bouwcampagne om de bestaande werken van de waterlinie te verbeteren.

2. Fort Werk IV 1868

Over het Offensief voor Naarden werd echter al vanaf 1858 druk gediscussieerd. De niet-inundeerbare gronden van het Gooi vormden immers een zeer zwakke plek in de waterlinie. Daarnaast maakte de voortdurende verbetering van het geschut, de vesting Naarden steeds kwetsbaarder. In 1866-1867 kwam een staatscommissie tot de conclusie dat er een Offensief vóór Naarden moest komen. Het moest bestaan uit een aantal –eerst 8 later 5- werken, dat voldoende weerstand kon bieden om een zich terugtrekkend veldleger de kans te geven zich achter de vesting Naarden terug te trekken. De naam ‘offensief’ impliceert dat de werken ook een aanvallend doel hadden: er kon een uitval naar de vijand (offensief) gerealiseerd worden.

Lees verder

In 1868-1870 werd het Hoofdwerk van het Offensief voor Naarden aangelegd: Fort Werk IV aan de Voormeulenweg in de toenmalige Bussumer Eng. Het voorterrein werd afgegraven ten behoeve van de aarden omwalling van het fort. Vanwege de hoge ligging had het fort een droge in plaats van een natte gracht en werd het voorzien van een gecreneleerde muur, dat wil zeggen dat deze was voorzien van schietgaten. Op enige afstand, ter weerszijden van het Hoofdwerk, kwamen twee vleugelwerken tot stand, het rechter vleugelwerk Werk III en het linker vleugelwerk Werk V. De vleugelwerken hadden zicht op gebieden die niet vanuit het fort konden worden bestreken.

In 1877 bouwde men meer naar het zuidwesten het Werk I (Werk aan de Koedijk) en Werk II (Bussum Vooruit). Met deze werken verkreeg het Offensief een betere aansluiting op de Werken aan de Karnemelksloot en de inundatiegebieden bij ’s Graveland. De werken II, III en V waren aardwerken met een droge gracht, Werk I was een aardwerk met een natte gracht. Er kwam bovendien een geschutsopstelling zonder aardwerk, maar wel met een natte gracht, tot stand: het Pannekoeken Fort. Het lag tussen tussen Werk I en de Werken aan de Karnemelksloot. Het aldus gecompleteerde Offensief voor Naarden vormde een halve cirkel rond de zuid- en oostzijde van de Vesting Naarden.

Door de veranderende oorlogsvoering waarbij door middel van verbeterd geschut vanaf een steeds grotere afstand doel kon worden geraakt, bleek al snel dat het Offensief voor Naarden geen dienst zou kunnen doen voor een uitvallend leger, maar primair zou bestaan uit het opnemen van een zich terugtrekkend veldleger. Toch bleef het Offensief lange tijd ongewijzigd. Pas tijdens de mobilisatieperiode van 1914-1919 kwam een nieuwe Vóórstelling rond Naarden tot stand, waartoe ook de infanteriestelling op de Fransche Kampheide behoorde. Deze Voorstelling verdedigde vanuit het veld zowel het Offensief als de daarachter gelegen vesting Naarden. In 1926 werd het Offensief voor Naarden samen met alle buitenwerken, bij Koninklijk besluit als vesting opgeheven.

3. Fort Werk IV 1926 – Heden

In 1926 werd het Offensief voor Naarden samen met alle buitenwerken als vesting opgeheven. Het betekende een enorme opluchting voor de Gemeente Bussum: als gevolg hiervan werd de Kringenwet uit 1853 niet alleen voor de vesting buiten werking gesteld, maar dit was tevens van toepassing op de vijf voorwerken, die tot dan toe Bussum in een wurggreep hadden gehouden. Door de verboden kringen die zich uitstrekten tot 300 meter rondom de ring van forten tussen de Amersfoortseweg en de Hilversumse Meent, was het op grote delen van het grondgebied niet toegestaan iets te bouwen. Alle overgebleven gronden waren inmiddels al in gebruik genomen voor het huisvesten van de bevolking, die sinds 1900 met gemiddeld 600 inwoners per jaar toenam. De vijf voorwerken rond Bussum werden door het Rijk te koop aangeboden. De gemeente Bussum kocht in april 1930 voor f. 75.000 de werken II, III en IV, die op Bussums grondgebied lagen.

Lees verder

Op het voorterrein van Werk IV werd in 1933, in het kader van een werkverschaffingsproject voor werklozen, een sportpark aangelegd. Dit sportpark bood niet alleen accommodatie aan plaatselijke sportverenigingen, maar ook werd er het concours hippique gehouden, dat landelijke bekendheid genoot. Met het oog daarop verrezen er drie tribunes langs de Voormeulenweg. Dit ruitersportevenement was echter aanleiding om het middengedeelte van de ringmuur rond het fort (de zgn ‘’keelmuur’’)  af te breken, waardoor het fort in het parcours van de jachtrit kon worden opgenomen. De afsluitbaarheid van het fort was hiermee verloren gegaan, wat het verval zou versnellen.

In de oorlogsjaren was het fort in gebruik bij de Duitse bezetter. In de rechter kazemat werden door de soldaten de drie verblijven doorgebroken en de ramen en deur van het middelste verblijf werden dichtgemetseld. Na de oorlog bleek de fortwachters woning rijp voor de sloop te zijn en verdween.

Na de tweede wereldoorlog deed de gemeente weinig tot niets met Werk IV. De artillerieloods was van 1951 tot 1953 in gebruik bij de Brandweer als garage. Na hen betrok de Plantsoenendienst de loods als werkplaats en gebruikte een deel van het terrein als opslagplaats. In de kazematten vonden enige jaren een paar scouting groepen een onderkomen en sportverenigingen die gebruik maakten van Sportpark Zuid hadden in de kazematten een bergplaats. Vanaf 1963 was de poterne ruim dertig jaar in gebruik als schietbaan van de Politieschietvereniging en schietvereniging De Vrijheid.

Ondanks de beschermde status raakte het fort echter ook na 1969 steeds meer overwoekerd, waardoor het uit het zicht verdween. Het werd een ideaal speelgebied voor kinderen uit de buurt, die er ongestoord hun gang konden gaan. Vooral na 1975 ging het fort sterk achteruit. De kazematten en later ook de poterne werden opengebroken. In navolging van de Brandweer, die er wel eens oefeningen hield, gingen kinderen ‘’fikkie stoken’’ en de gecreneleerde muur werd op meerder plekken met grof geweld vernield. Op het laatst was er bijna geen deur of raamluik meer heel. Toen het echt gevaarlijk werd, greep de Gemeente in en alle deur- en raamopeningen werden met staalplaten afgesloten. Ook dat bleek echter niet afdoende om de jeugd buiten te houden.

De situatie veranderde pas in de jaren 90, toen de Gemeente van hogerhand verantwoordelijk werd gesteld voor alle monumenten -inclusief de rijksmomumenten- binnen de gemeente.

4. 2014 Werk I (Werk aan de Koedijk) in ere hersteld

Was Fort Werk IV vanaf 1928 na het opheffen van de Kringenwet het enige werk dat nog over was gebleven van het zg “Offensief van Naarden”, na 24 april 2014 is dat niet meer het geval. Het is mede door toedoen van de Historische Kring Bussum en het Goois Natuur Reservaat in ere hersteld. Hieronder kunt u een gedeelte van het persbericht van 24 april 2014 lezen. 

Werk I “Aan de Koedijk” werd gebouwd in 1875. Dit is het eerste van vijf werken rondom Bussum die samen “het Offensief voor Naarden” vormden. Dit fort is omstreeks 1928, na het opheffen van de defensieve functie (en de Kringenwet),geëgaliseerd. Door historisch onderzoek waaraan de Historische Kring Bussum heeft meegewerkt kon de vorm en plaats van het Werk vrij nauwkeurig worden gereconstrueerd. Op basis hiervan is in opdracht van het Goois Natuurreservaat (GNR) een plan gemaakt om de hoofdvorm van Werk I weer terug te brengen in het terrein. Door het terrein is een wandelpad aangelegd. Via het pad kan ook over de wallen van het fort worden gelopen. Zo is er een bijzondere mix van natuur en cultuur gerealiseerd.

Hiernaast ziet u een kaart met de verboden kringen, getekend door Martin Heyne, het blauwe werk links is Werk I, het groene werk rechts is Fort Werk IV. Heel toepasselijk met respectievelijk een droge, dus groene gracht en een natte, dus blauwe gracht. Hiermee is Fort Werk IV niet meer alleen in Bussum!

Bronnen: websites NHW, RACM, Martin Heyne, HKB, GNR